Wanneer ik denk aan de zorg van morgen, doemen er belangrijke vragen op: Hoe gaan we om met het afnemend aantal zorgmedewerkers en het toenemend aantal zorgvragers? En hoe gaan we dat met z’n allen betalen. En dit realiseer je niet alleen door het aantrekken van nieuwe talenten, maar ook door een efficiëntere inzet van technologie en het bevorderen van diepgaande samenwerking op regionaal niveau.
Maar ook preventie is daarin een belangrijke oplossingsrichting die in het gesprek over de zorg voor morgen steeds meer een plek krijgt. Preventie om de fysieke en mentale gezondheid van mensen te verbeteren en te voorkomen en/of uit te stellen dat mensen een zorgvraag krijgen.
In 2023 komen de totale uitgaven voor de gezondheidszorg in Nederland op € 103 miljard. In het kader van het Integraal Zorgakkoord is ruim € 300 miljoen gereserveerd voor onder meer het stimuleren van samenwerking. Verder is er een budget van € 90 miljoen beschikbaar voor de stimulatie van mentale en fysieke gezondheid en ondersteuning bij preventie.
Hoewel het heel mooi is dat er financiële middelen beschikbaar zijn gesteld, brengt de nadruk op preventie, naast geld, nog andere uitdagingen met zich mee. De huidige financieringsstructuur is vooral gericht op de financiering van zorg en behandeling, terwijl preventie voornamelijk in handen van gemeenten ligt in plaats van bij zorgorganisaties. Bovendien blijft de vraag hoe we meetbaar kunnen maken wat preventie oplevert.
Dit zijn complexe kwesties die we alleen kunnen aanpakken door ook de preventiehandschoen met elkaar op te pakken en vanuit het gezamenlijke doel “het terugdringen van zorg- en behandelingsvragen” de bottlenecks op te lossen.
Geschreven door Wilma Koch